Behandeling van diabetes in de laatste levensfase
Prognose
|
Niet stabiel, prognose in maanden
|
Doel
|
Voorkomen hypo’s & klachten hyperglycemie/ Minimale belasting diabetes behandeling
|
Streefwaarden
|
Bloedglucose 6-20 mmol/l; Stop Hba1c controle (Verenso)
|
Saneer
|
- Overweeg stop CV medicatie : ACE-remmer, AII- antagonist, statine, acetylsalicylzuur.
- Metformine: stop bij anorexie, gastro-intestinale klacht en NF stoornissen.
- SU-derivaat: alleen kortwerkend, halveer dosis of stop bij NF-/LF stoornis en anorexie.
- DPP4- remmers: Verlaag of stop bij verminderde NF; Linagliptine is wel toegestaan.
- GLP-1-analoog: overweeg stop bij slecht eten/ buikpijn. Stop bij aanwijzing pancreatitis.
- Pas insulinedosis bij DM1/ DM2 aan bij GFR <15, afname intake, afvallen of afname activiteit.
- DM en insulinepomp: Handhaaf bij adequate zelfzorg; pas basale stand aan activiteitsniveau /corticosteroïden gebruik aan; aanpassing bolus bij afname eetlust.
- Alle orale antidiabetica gestopt & bloedglucose >15 mmol/l & hyperglycemische klachten. Geef dan gliclazide 30MR in de ochtend of 10EH NPH insuline in de ochtend.
- Pas insuline dosis bij DM1/ DM2 aan bij GFR <15, afname eetlust, afvallen, afname activiteit.
- DM1 en insulinepomp: Handhaaf pomp bij adequate zelfzorg; pas basale stand aan activiteitsniveau / corticosteroïden aan; aanpassing bolus bij afname eetlust.
Bij DM1: altijd insuline blijven geven voor basale verbranding (0,3-0,4EH/kg).
|
Evaluatie
|
Controleer incidenteel, bij twijfel of klachten een bloedglucose tussen 15-17 uur.
|
Prognose
|
Verdere achteruitgang en prognose in weken
|
Doel
|
Voorkomen hypo’s & klachten hyperglycemie/ Minimale belasting diabetes behandeling
|
Streefwaarden
|
Bloedglucose 6-20 mmol/l; Stop Hba1c controle
|
Saneer
|
- Overweeg stop CV medicatie als ACE-remmer, AII- antagonist, statine, acetylsalicylzuur.
- Metformine: stop
- SU-derivaat: stop of halveer dosis gliclazide of tolbutamide
- DPP4- remmers: stop
- GLP-1-analoog: stop
- Alle orale antidiabetica gestopt & bloedglucose >20 mmol/l & hyperglycemische klachten. Geef dan Gliclazide 30MR in de ochtend of 10EH NPH in de ochtend.
- Pas insuline dosis (DM1/ DM2) aan bij GFR <15, afname eetlust, afvallen, afname activiteit.
- DM1 en insulinepomp: Handhaaf de pomp bij adequate zelfzorg; aanpassing basale stand aan activiteitsniveau en corticosteroïden; aanpassing bolus bij verminderde eetlust
Bij DM1: altijd insuline blijven geven voor basale verbranding (0,3-0,4EH/kg).
|
Evaluatie
|
Controleer incidenteel, bij twijfel of klachten een bloedglucose tussen 15-17 uur.
|
Prognose
|
De laatste dagen tot overlijden
|
Doel
|
Voorkomen hypo’s en voorkomen van ernstige klachten door hyperglycemie. Daarnaast zo min mogelijk belasting door diabetes behandeling.
|
Streefwaarden
|
Geen streefwaarden meer, alleen behandeling van klachten.
|
Saneer
|
- Stop alle orale medicatie
- Stop bij DM2 de insuline, behalve als de dosis >40 EH is en/ of risico op hyperosmolaire hyperglycemische ontregeling.
- Bij bloedglucose >20 mmol/l: 6EH snelwerkend insuline analoog (zeker bij klachten).
- Als insuline gebruikt wordt (soms bij DM2, altijd bij DM1) overweeg dan overgaan op 1 dd langwerkend (glargine of detemir) in de ochtend, max dosering 50-75% van de totale dagelijkse dosis insuline (voor basale verbranding is 0,3-0,4EH/kg nodig).
Bij coma en onomkeerbaarheid daarvan, stop alle DM1/ DM2 medicatie, inclusief insuline; stop vochttoediening.
|
Evaluatie
|
- Stop glucosebepaling.
- Indien check op hyperglycemie erg gewenst is, dan bij voorkeur middels urinestrip op glucose en ketonen, waarbij pas bij een uitslag van glucose 2+/ ketonen + een bloedglucosebepaling wordt gedaan.
- Eventueel incidenteel, bij twijfel of klachten een bloedglucose tussen 15-17 uur.
|
Bepaal in welke fase de patiënt verkeerd
Naslagwerk en bronvermelding: