Misselijkheid en braken in de stervensfase
FTO Anke Harteloh en Frederique van Veldhuizen 02-2022
3 dd 10 mg, (40-100 mg per dag s.c., p.o., i.v. of supp).
3-4 dd 10-20 mg p.o. of 3-4 dd 60-120 mg supp.
2 dd 1-2 mg p.o./buccaal (druppelvloeistof) of 2 dd 0,5 mg s.c. of 1-2 mg/24 uur s.c. of i.v.
1 dd 4-8 mg p.o.of s.c. bij hersenmetastasen (of misselijkheid bij chemotherapie).
1 dd 6,25-12,5 mg p.o. a.n. of 3,12-6,25 mg s.c. (als bolus of als continue infusie) (spuit moet beschermd worden tegen licht).
Argumenten voor metoclopramide: meer ervaring, onderbouwd door onderzoek bij patiënten in de palliatieve fase.
Argumenten voor domperidon: vermoedelijk even effectief, maar minder kans op centrale bijwerkingen (extrapyramidale bijwerkingen, acathisie = motorische onrust, dystonie, sufheid).
Naslagwerk en bronvermelding:
Stap 1 - 1e keuze
Metoclopramide 3 dd 10 mg, (40-100 mg per dag s.c., p.o., i.v. of supp).
Domperidon 3-4 dd 10-20 mg, 3-4 dd 60-120 mg supp.
Stap 1 - 2e keuze
Haldol: als tweede keuze of bij bijkomende hallucinatie/delier
- 2 dd 1-2 mg p.o./buccaal
- 2 dd 0,5-1 mg s.c.
- 1-2 mg/24 uur s.c.
Stap 3
Levopromazine:
- 1 dd 6,25-12,5 mg p.o. a.n.
- 3,12-6,25 mg s.c. (als bolus of als continue infusie) (spuit moet beschermd worden tegen licht).
Stap 2
Dexamethason: 1 dd 4-8 mg p.o. of s.c. bij hersenmetastasen (of misselijkheid bij chemotherapie).