Suzanne Arts en Evelien Antonius FTO 10-2023
Behandelplan:
- Labdiagnostiek.
- Suppletie.
- Voeding.
- Vocht.
- Monitoring.
1 Lab diagnostiek:
Biochemische refeeding meestal binnen 72 uur na het starten van voeding.
Minimaal 3 dagen, herhaal op indicatie bij afwijkende of klinische relevante uitslagen.
aan voeding gerelateerde stoornissen en condities
micronutriënt afwijkingen
Wat is ondervoeding?
Prevalentie van ondervoeding bij ouderen binnen WZW (Werkgeversvereniging Zorg en Welzijn) en thuiszorg 19% (volgens Landelijk Platform Zorgcoördinatie in 2015).
Refeeding syndroom:
- Herintroductie van koolhydraten bij ondervoede patiënten.
- Kenmerkt zich door verlaagde elektrolytenplasmaconcentraties (verschuiving in vocht en elektrolyten tussen lichaamscompartimenten).
- Symptomen kunnen variëren (van geringe klachten tot ernstige neurologische of cardiale verschijnselen).
Tijdens een periode van vasten past het metabolisme aan van een situatie waarin koolhydraatverbranding de voornaamste energiebron vormt.
- Glycogenolyse: glucose komt vrij uit glycogeen dat is opgeslagen in de lever (voorraad is na 12-24 uur op).
- Glucogenogenese: vindt plaats in de lever. Glucose wordt gevormd uit o.a. ketonen, glycerol en aminozuren, die vrijkomen uit vetweefsel en spieren.
- Vrije vetzuren worden in de lever omgezet in ketonen en vormen directe energiebron voor weefsels.
Risicopatiënten:
Lage intake van nutriënten en/of ongewenst gewichtsverlies;
- Laag-calorisch dieet, neurologische aandoening, alcoholmisbruik, ouderen met comorbiditeiten, oncologiepatiënten, chronische infectieziekten, postoperatieve patiënten, anorexia nervosa.
Oorzaken:
- Verlies van nutriënten en/of verminderde nutriënten absorptie;
- IBD, chronische pancreatitis, short bowel syndroom, hoge doses diuretica, chronisch gebruik antacida, na bariatrische chirurgie.
- Chronische infectieziekten (HIV, AIDS, tuberculose).
- Disfunctie maagdarmkanaal (bijvoorbeeld CF, sclerodermie, malabsorptie).
- Gebruik van hoge doses diuretica (verlies van elektrolyten).
- Chronisch gebruik van antacide (magnesium- en aluminiumzouten binden fosfaat).
Signaleren van risico patiënten
De patiënt heeft één of meer van de volgende kenmerken:
- BMI < 16kg/m2
- >15% ongewenst gewichtsverlies in de laatste 3-6 maanden.
- > 10 dagen geen / te verwaarlozen (geschat < 100 kcal per 24 uur) intake.
- Lage electrolyt plasmawaarden (kalium, fosfaat, magnesium) voor start voeding.
OF
De patiënt heeft twee of meer van de volgende kenmerken:
- BMI < 18,5kg/m2.
- >10% ongewenst gewichtsverlies in de laatste 3-6 maanden.
- >5 dagen geen / te verwaarlozen (geschat < 100 kcal per 24 uur) intake.
- Geschiedenis van alcohol- of medicatiegebruik waaronder misbruik van insuline, chemotherapie, zuurremmers of diuretica.
Bron: NICE Clinical guideline CG32. Nutrition support in adults; 2006.
Laboratorium bepaling
|
Voor start voeden (dag 0)
|
Na start voeden (dag 1-30)
|
Natrium
|
x
|
Op indicatie
|
Kalium
|
x
|
x
|
Fosfaat
|
x
|
x
|
Magnesium
|
x
|
x
|
Calcium
|
x
|
Op indicatie
|
Kreatinine
|
x
|
Op indicatie
|
Glucose
|
x
|
Op indicatie
|
Albumine
|
x
|
Op indicatie
|
2 Suppletie
Elektrolyt suppletie:
Laagdrempelig suppleren bij klinisch relevante lage en laag-normale concentraties.
Up-to-date suppletie beleid zie ‘Het Acute Boekje’.
3 Voeding (dietiste in consult vragen!)
Starten van laagcalorische voeding
Opbouwschema:
- Dag 1: 10 kcal / kg / dag.
- Dag 2: 15 kcal / kg / dag.
- Dag 3: 20 kcal / kg / dag.
- Vanaf dag 4: volledige behoefte
Indien geen symptomen dan kan het sneller worden opgehoogd.
Als elektrolytsuppletie nodig is:
- Voeding continueren.
- Bij ernstige elektrolytdaling voeding tijdelijk niet ophogen tot stabilisatie.
4 Vocht
- Behoud evenwichtige vochtbalans, maximaal +500ml.
- Gemiddelde behoefte 20-30 ml / kg / 24 uur totaal vocht.
5 Monitoring
- Voeding zo nodig bijstellen
- Elektrolyten, vochtbalans en het gewicht(verloop) tijdens opbouw van de voeding.
- Aanvullende controles (nierfunctie, hartritme, enz.) afhankelijk van de klinische situatie van de patiënt.
Screening:
Het ontstaan van refeeding syndroom is afhankelijk van;
- De ernst van de ondervoeding.
- Te snelle of grote hoeveelheden voeding in beginfase.
- Geen adequate suppletie van elektrolyten of thiamine.
- Patiëntgerelateerd: alcoholisme, gastro-intestinale ziekten.
SNAQRC Short Nutritional Assessment Questionnaire Residential Care (voor de verpleeg- en verzorgingshuizen). Deze en meer meetinstrumenten voor de zorg zijn te vinden op de website meetinstrumentenzorg.nl.
Naslagwerk en bronvermelding:
Nederlands Voedingsteam Overleg (NVO). NVO Richtlijn Refeedingsyndroom, november 2019. Beschikbaar via: Refeeding Syndroom (zakboekdietetiek.nl)
Lambers W.M. et al. Het ‘refeeding’-syndroom, april 2015. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.
Brinkman D.J. et al. Thiamine bij een alcoholstronis en Wernicke-encefalopathie, februari 2018. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.
Marik PE, Bedigian MK. Refeeding hypophosphatemia in critically ill patients in an intensive care unit. A prospective study. Arch Surg. 1996 Oct
Rio A, Whelan K, Goff L, Reidlinger DP, Smeeton N. Occurrence of refeeding syndrome in adults started on artificial nutrition support: prospective cohort study. BMJ Open. 2013 Jan 11
Halfens R.J.G. et al. Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblememen: Rapportage resultaten 2015, 2015. Beschikbaar via: Een uitkomst voor iedere zorginstelling - LPZ (lpz-um.eu)
Stuurgroep ondervoeding. Richtlijn ondervoeding, januari 2019. Beschikbaar via: www.kenniscentrumondervoeding.nl