Psychiatrisch medisch onderzoek:
ALGEMENE INDRUK:
Uiterlijk Opvallende uiterlijke kenmerken, leeftijdsschatting, verzorging, opvallende kleding, make-up, kapsel.
Contact en houding Begroeting, wederkerigheid van contact, oogcontact.
Klachten presentatie (presenteren met: gevoel, zakelijk, bezorgd, berustend, onverschillig, alsof het een ander betreft, ongeduldig enz.
Gevoelens en reacties van de onderzoeker Neutraal, irritatie, verveling, ongeduld...
COGNITIEVE FUNCTIES:
Bewustzijn Bewustzijnsdaling, somnolent, soporeus, subcomateus, comateus, licht, gedaald, omneveld, vernauwd, verruimd, stupor, wijzigingen gedurende het onderzoek, slaapaanvallen, slaapwandelen, abcenses, syncopes.
Aandacht en concentratie Vigiliteit (=verminderde waakzaamheid), selectiviteit (=gerichtheid), tenaciteit (=vasthoudendheid), hypoactiviteit, concentratiestoornis.
Orientatie in tijd, plaats en persoon Intact, desoriëntatie in tijd, plaats, in andere personen, in de eigen persoon.
Korte termijn geheugen Intact, korte termijn geheugen problemen, anterograde amnesie, confabulaties.
Lange termijn geheugen Intact, stoornissen in het lange-termijngeheugen, retrograde amnesie, dissociatieve amnesie.
Oordeelsvermogen Intact, realiteitsbesef, zelfinschatting en decorumbesef.
Ziekte inzicht Denkbeelden over de aard en oorzaken van de aandoening.
Ziekte besef Zoekt behandeling, wijst behandeling af, mate van behandeltrouw.
Abstractievermogen Vermogen om te generaliseren, classificeren, combineren, meer dan een feitelijke manier van denken. Dus bijv. spreekwoorden niet begrijpen.
Uitvoerende/executieve functies: Plannen maken voor en het initiëren, opvolgen, controleren en stoppen van ingewikkelde handelingen.
Geschatte intelligentie: Hoogbegaafd = IQ>130, begaafd = IQ 121-130), hoog gemiddeld = IQ 111-120), gemiddeld = IQ 90-110 (is VMBO niveau), laag gemiddeld = IQ 80-89), zwakbegaafd = IQ 70-79), lichte verstandelijke beperking = IQ 50-56), matige verstandelijke beperking = IQ 35-49, ernstige verstandelijke beperking = IQ 20-34, zeer ernstige verstandelijke beperking = IQ <20.
Voorstelling: Normaal, dwangvoorstellingen, herbelevingen, psychotraumatische ervaringen).
Waarneming: Normaal, agnosieen (visuele-, prosop-, kleur-, tactieleagnosie, atopognosie, visuele, auditieve of tactiele inattentie, negatieve hallucinaties), dyspercepties (zoals hyperacousis, heperesthesie), pseudohallucinaties, hallucinaties, illusionaire vervalsingen, derealisatie.
Zelfwaarneming: Normaal, depersonalisatie (autopsychische depersonalisatie, allopsychische depersonalisatie, somatopsychotische depersonalisatie), identiteitsstoornissen (multiple identiteit, identificatie met ander gender, twijfelen aan of verandering in de eigen identiteit, autoscopie, dubbelgangerfenomeen), stoornissen in de zelfafgrenzing (verlies eigen autonomie, verlies van eenheid van de eigen persoon).
Denken:
- tempo (normaal, bradyfreen, tachyfreen, gejaagd denken, gedachtenarmoede, geremd denken)
- beloop (normaal, neologismen, alogie, tangentialiteit)
- samenhang (normaal, ontsporing, incoherentie, gedachtenvlucht)
- inhoud (normaal, overwaardige denkbeelden, preoccupatie, dwanggedachten, wanen (betrekkingswanen, vergiftigingswanen, achtervolgingswanen, ontrouwwanen, erotomane wanen, godsdienstwanen, paranormale wanen, schuldwanen, zondewanen, armoedewanen, nihilistische wanen, dysmorfe wanen, hypochondrische wanen, zwangerschapswanen, wanen over gedachtebelemmering, -inbrenging of -luidwording)
AFFECTIEVE FUNCTIES:
Stemming Heteroanamnestisch de langdurige grondtoon van de stemming. Bijv. euforie, depressief, interesseverlies (anhedonie), onthechting, dysfoor, angstig, paniekaanvallen, agorafobie, sociale fobie, specifieke fobie).
Affect De aard (neutraal, verdrietig, huilerig, eufoor, expansief...), expressie (gedifferentieerd, normaal modulerend, verhoogd aanspreekbaar, labiel, star, kil, adequaat, inadequaat, theatraat).
- Alleen bij stemmingsstoornis: stemmingsequivalenten (gevolgen van de stemmingsstoornis; bijvoorbeeld obstipatie, doorslaapstoornissen, slaperigheid, dagschommelingen, lusteloosheid, moeheid, energieverlies).
- Alleen bij angststoornis: angstequivalenten (bijv. angst, paniekaanvallen, fobieen, vermijdingsgedrag).
- Alleen bij aanwijzingen somatisatieklachten: pseudoneurologische klachten en verschijnselen (zoals blindheid, dubbelzien, kokerziek, wazig zien, doofheid, slikklachten, spierzwakte, verlamming).
- Overige somatische niet (geheel) verklaarbare klachten (onverklaarde lichamelijke klachten, gestoorde lichaamsbeleving, hypochondrie, derealisatie, depersonalisatie).
SUÏCIDALITEIT:
Laag risico, matig risico, hoog risico. Chronische suicïdaliteit, acute suïcidaliteit.
CONATIEVE FUNCTIES
Psychomotoriek:
- Algemeen (katatonie, stupor, echomimie, echopraxie, echolalie, psychomotore vertraging, mutisme, agitatie).
- Mimiek en gestiek (gezichtsuitdrukking, gebaren. Normaal, levendig, theatraal, vertraagd, geinig, afwezig, echomimie).
- Spraak (normaal modulerend, levendig. Overmatig modulerend, monotoon, zacht, luid. Echolalie, spraakarmoede, mutisme).
Motivatie en gedrag:
- Stoornissen in aandrift (lethargie, initiatiefverlies, apathie, overmatig seksueel gedrag).
- Stoornissen in middelengebruik (misbruik van middelen).
- Dwangmatig gedrag (iets moeten doen zonder dat het bij je past. Bijv. tien keer licht aan/uit doen)
- Drangmatig gedrag (iets doen omdat het plezier oplevert. Bijv. eetbuien, geforceerd braken, laxantia gebruiken).
- Impulsief gedrag.
- Sociaal disfunctioneren (sociaal teruggetrokken, zelfverwaarlozing).
PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN:
Volgens DSM criteria.
BETROUWBAARHEID VAN HET ONDERZOEK:
- Mate van betrouwbaarheid.
- Oorzaak van onbetrouwbaarheid.

DE 5 ASSEN VOLGENS DSM-criteria:
- as I: syndromale stoornissen en aandoeningen en problemen die een reden voor zorg kunnen zijn
- as II: persoonlijkheidsstoornissen, verstandelijk handicapt
- as III: somatische aandoeningen
- as IV: psychosociale en omgevingsproblemen
* problemen binnen de primaire steungroep
* problemen gebonden aan de sociale omgeving
* problemen in samenhang met onderwijs/scholing
* werkproblemen
* woonproblemen
* financiële problemen
* problemen met toegankelijkheid van de gezondheidszorg
* problemen met justitie/politie of misdaad
* andere factoren
- as V: hoogste niveau van aangepast functioneren het afgelopen jaar
HOOFDGROEPEN DIAGNOSEN:
Cognitieve stoornissen Delerium, corticale dementie (Alzheimer, Creutzfeldt-Jacob), frontotemporale dementie (Pick), subcorticale dementie (Huntington, subcorticale vasculaire encefalopathie, multiple sclerose, aids-dementie, normal pressure hydrocephalus, leuko encefalopathie), amnestische stoornis.
Psychotische stoornissen Schizofrenie, schizofreniforme stoornis, schizoaffectieve stoornis, waanstoornis, kortdurende psychotische stoornis, gedeelde psychotische stoornis, psychotische stoornis door een somatische aandoening, psychotische stoornis door een middel.
Stemmingsstoornissen Depressieve stoornis, dysthyme stoornis, bipolaire I en II stoornis, cyclothyme stoornis, stemmingsstoornis door een somatische aandoening, stemmingsstoornis door een middel.
Angst- en dwangstoornissen Paniekstoornis zonder agorafobie, paniekstoornis met agorafobie, agorafobie zonder panierstoornis in de voorgeschiedenis, specifieke fobie, sociale fobie, opsessieve-compulsieve stoornis, gegeneraliseerde angststoornis, angststoornis door een somatische aandoening, angststoornis door een middel.
Stress- en aanpassingsstoornissen Posttraumatisch stressyndroom, acute stresstoornis.
Stoornissen met vooral lichamelijke symptomen Conversiestoornis, pijnstoornis, hypochondrie, morfodysforie, ongedifferentieerde somatoforme stoornis, somatisatiestoornis, somatiforme stoornis niet anderszins omschreven, anorexia nervosa, boulimia nervosa, seksuele stoornis, slaapstoornis, nagebootste stoornis.
Dissociatieve stoornissen Depersonalisatiestoornis, dissociatieve amnesie, dissociatieve fugue, dissociatieve identiteitsstoornis.
Conatieve stoornissen Afhankelijkheid van een middel, misbruik van een middel, drangstoornis (parafilieen, stoornissen in de impulsbeheersing), suïcidaal gedrag.
Persoonlijkheids- en ontwikkelingsstoornissen Cluster A (schizotypisch, schizoïde, paranoïde), cluster B (theatraal, antisociaal, borderline, narcistisch), cluster C (obsessief-compulsief, afhankelijk, ontwijkend).
GAF-score (GLOBAL ASSESSMENT OF FUNCTIONING):
91-100: Uitstekend functioneren bij een groot aantal activiteiten, de problemen in het leven lopen nooit uit de hand, persoon wordt op prijs gesteld door anderen door veel goede kwaliteiten. Geen symptomen.
81-90: Geen of minimale symptomen, goed functioneren op alle gebieden, geïnteresseerd en betrokken bij een groot aantal activiteiten, sociaal effectief, doorgaans tevreden met het leven, alleen alledaagse problemen en zorgen.
71-80: Als er symptomen optreden, zijn deze van voorbijgaande aard, te verwachten reacties op psychosociale stress, slechts beperkte hinder in sociale omgang, op het werk of op school.
61-70: Enige lichte symptomen OF enige problemen in sociaal functioneren, op het werk of op school, maar functioneert over het algemeen behoorlijk goed, heeft goede inter-persoonlijke contacten.
51-60: Matige symptomen OF matige problemen in sociaal functioneren, op het werk of op school.
41-50: Ernstige symptomen OF ernstige beperkingen in sociaal functioneren, op het werk of op school.
31-40: Enige vermindering in realiteitsbesef of communicatie OF sterke vermindering op verschillende terreinen, zoals werk of school, gezins- of familierelaties, beoordelingsvermogen, denkvermogen of stemming.
21-30: Gedrag wordt beïnvloed door wanen of hallucinaties OF ernstige beperkingen van communicatie of beoordeling OF onvermogen op alle terreinen te functioneren.
11-20: Enig gevaar om zichzelf of anderen te verwonden OF af en toe verwaarlozing van de persoonlijke hygiëne OF zeer ernstige vermindering van communicatie.
1-10: Blijvend gevaar zichzelf of anderen te verwonden OF blijvend onvermogen de persoonlijke hygiëne te onderhouden OF ernstig suïcidaal gedrag met duidelijke doodsverwachting.
0: Bij onvoldoende informatie voor GAF-beoordeling.
VERKLARING VAN VEEL GEBRUIKTE TERMEN:
Enkele psychiatrische symtomen:
- Alogie = zich uitdrukken met weinig woorden of weinig gedachten met veel woorden uitdrukken.
- Agitatie = hyperreactiviteit.
- Ahedonie = onvermogen te genieten van en emotioneel te reageren op gewoonlijk prettige activiteiten of gebeurtenissen.
- Anterograde amnesie = kortetermijngeheugenstoornis voor gebeurtenissen gedurende een bepaalde periode na een acute, kortdurende hersenaandoening.
- Apathie = gebrek aan nieuwsgierigheid en gevoelsmatige motivatie om iets te doen.
- Asterognosie = met gesloten ogen iets op de tast niet te herkennen.
- Automutulatie = zelfbeschadiging met als doel gevoelens op te wekken of te doen verdwijnen.
- Beïnvloedingswaan = overtuiging dat de eigen gedachte's worden beïnvloed van buitenaf.
- Belle indifference = onverschillige of zelfs vrolijke manier van presenteren van lichamelijke klachten.
- Betrekkingswanen = oncorrigeerbare gedachte dat gebeurtenissen, voorwerpen of mensen betrekking hebben op de patiënt.
- Bradyfrenie = langzaam denken.
- Confabulaties = feiten of gebeurtenissen opnoemen die onwaar zijn om gaten in het geheugen te verbloemen).
- Constructieve apraxie = onvermogen een figuur na te tekenen, bij ongestoorde motoriek, sensibiliteit, coordinatie, begrip en coöperatie.
- Decorumverlies = patiënt houdt zich niet aan de sociale gedragsregels die gelden voor die situatie en gelden in de sociaal-culturele achtergrond van de patiënt.
- Depersonalisatie = subjectief ervaren, onaangenaam gevoel van vervreemding, verandering of onaangenaamheid in de relatie van de patiënt ten opzichte van zichzelf of het eigen lichaam. Heeft nooit een werkelijkheidskarakter.
- Derealisatie = subjectief ervaren, onaangenaam gevoel van vervreemding, verandering of onaangenaamheid in de relatie van de patiënt ten opzichte van zijn omgeving. Heeft nooit een werkelijkheidskarakter.
- Dysfoor = stemming is ontstemd, wantrouwig, prikkelbaar, boos, kwaad of agressief.
- Echolalie = nabootsen van de laatste zinnen of woorden van de persoon die tegen de patiënt spreekt.
- Echomimie = nabootsen van de mimiek van de persoon die tegen de patiënt spreekt.
- Echopraxie = nabootsen van de bewegingen van de persoon die tegen de patiënt spreekt.
- Hallucinaties = ervaren van gewaarwordingen als zintuiglijke waarnemingen, zonder externe prikkeling. Onderverdeeld in visuele, akoestische, olfactorische. Visuele hallucinaties hebben een organische oorzaak. Akoestische hallucinaties komen vaak voor bij schizofrenie.
- Illusionaire vervalsing = kort durende foutieve zintuiglijke waarneming van een werkelijke externe prikkel.
- Incoherentie = volledig ontbreken van een logische of begrijpbare samenhang.
- Ideatorische apraxie = onvermogen om een korte, samengestelde reeks handelingen uit te voeren, bij intacte motoriek, sensibiliteit en coördinatie.
- Katatonie = bizarre, chaotische stoornissen. Bijvoorbeeld echolalie, echomimie, echopraxie, motorisch negativisme, motorische oppositie, mutisme, stupor. Iemand met katatonie verkeert in een toestand waarbij hij of zij minder goed kan reageren op de omgeving. Ondertussen is de persoon wel wakker en mentaal helder. Dit uit zich soms in bewegingsstoornissen. Het verloop en de symptomen verschillen per persoon. Sommige mensen met katatonie blijven bijvoorbeeld in een bepaalde houding staan en reageren niet meer op hun omgeving, terwijl andere mensen juist doelloze bewegingen maken.
- Neologismen = nieuwe woorden verzinnen en gebruiken om gebrek in taal te kunnen verbloemen.
- Preoccupatie = niet kunnen loslaten van een gedachte, een overtuiging of een krachtig verlangen.
- Stupor = vrijwel bewegingloos en niet spreken bij helder bewustzijn.
- Tachyfrenie = snel denken.
- Tangentialiteit = langs het onderwerp van de vragen heen praten.
- Wanen = persoonlijke, fundamentele overtuigingen die in strijd zijn met de werkelijkheid en oncorrigeerbaar zijn, ondanks afdoende bewijs van het tegendeel.