Hypodermoclyse uitvoering
FTO Yvette Hartsteen en Léontine Bollen 03-2020
Definitie:
Met hypodermoclyse wordt bedoeld: subcutane infusie van infuusvloeistoffen.
Doel:
Het bieden van een praktische leidraad voor hypodermoclyse volgens hedendaagse inzichten. Hypodermoclyse volgens moderne methodiek is een patiëntvriendelijke, eenvoudige, doelmatige en veilige methode om in de geriatrie of de palliatieve fase een (dreigende) lichte tot matige dehydratie te behandelen of symptomen van dehydratie te Bestrijden.
Doelgroep:
Deze leidraad is bestemd voor artsen en verpleegkundigen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten in de laatste levensfase.
Het uitvoeren van de handelingen wordt geacht te geschieden door personen die hiertoe bekwaam en bevoegd zijn en wordt, afgezien van enkele aandachtspunten, niet tot in detail beschreven.
De basisvaardigheden komen overeen met subcutaan injecteren en het inbrengen van een infuus.
Indicaties:
- Dreigend vochttekort t.g.v. reversibele oorzaken als koorts, braken of diarree, als orale rehydratie ontoereikend is.
- Gewenste optimalisering van de lichamelijke conditie c.q. levensverlenging bij onvoldoende (mogelijkheid tot) enterale vochtopname.
- Behandeling van symptomen veroorzaakt door uitdroging of gestoorde elektrolytenbalans, bijv. delier, sufheid, algehele zwakte, dorstgevoel t.g.v. hypernatriëmie.
- Als intraveneuze toediening niet wenselijk of mogelijk is.
Contra-indicaties
- Hypodermoclyse is niet geschikt voor het behandelen van acute problemen zoals hypovolemische shock, ernstige elektrolytstoringen en ernstige uitdrogingsverschijnselen (serum Na+ van >150 mmol/l, serum osmolaliteit >300 mOsmol/kg).
- Stollingsstoornissen of therapeutische antistollingstherapie (met cumarinederivaten).
- Oedemen t.g.v. hypoalbuminemie of andere oorzaken.
- Ernstig hartfalen.
- Nierinsufficiëntie.
Infusiebeleid
- InfuusvloeistofBij vochtsuppletie ter voorkoming van verdere (isotone) dehydratie of ter optimalisering van de conditie wordt bij voorkeur een NaCl 0,9% oplossing gegeven. NaCl 0,9% = 9 mg/ml = 154 mmol/L Na. Glucose 5% bevat geen Na, alleen glucose en water. De toe te dienen infuusvloeistof dient isotoon te zijn. Het geven van een glucoseoplossing heeft geen waarde van betekenis als bron van voeding of energie.
- Hoeveelheid Per infusieplaats 0,5 liter tot 1 liter, waarbij een totale hoeveelheid van meer dan 1 liter dus over twee locaties verdeeld wordt (bijv. beide bovenbenen). Als maximum wordt 2 liter totaal aangehouden, waarbij aangetekend dient te worden dat voor palliatieve toepassingen zelden meer dan 1 liter gegeven hoeft te worden; grotere hoeveelheden kunnen in de palliatieve fase zelfs tot meer problemen aanleiding geven (zie Tabel 1).
- InfusiesnelheidDe infusiesnelheid is enigszins afhankelijk van de subcutane resorptie en dient afgestemd te worden op de individuele patiënt. Meestal wordt 100-200 ml/uur toegediend; als maximum geldt 250 ml/uur.
Complicaties:
Bij hypodermoclyse welke volgens moderne richtlijnen wordt gegeven zijn hoogst zelden complicaties van betekenis te verwachten. Hypodermoclyse geeft zelden pijnklachten. Lokaal kan wat (reversibel) oedeem of erytheem ontstaan. Ook kan een hematoom, een lokale infectie of ecchymose ontstaan.
Benodigdheden:
- Kunststof infuuscanule 22G (heeft voorkeur boven metalen canules/naalden).
- 1-2 infuussystemen of hypodermoclyse-systeem (= dubbelloops).
- Enkele steriele gaasjes.
- Eventueel desinfectans.
- Infuusfixatie: folie of hechtpleister.
- Zak(ken) infuusvloeistof 500 tot 1000ml.
- Ophangmogelijkheid c.q. Infuuspaal.
Inbrengen van een subcutane canule:
- Geschikte inbrengplaatsen zijn (zie tekening hier onder):
- Bovenbeen aan voor- of zijkant.
- Buikstreek rond de navel.
- Thorax, subclaviculaire regio links of rechts van het sternum in het gebied tussen sleutelbeen en borst of lager dan de borst. Bij het inbrengen van de canule bij ernstig vermagerde patiënten, de naald niet te diep evenwijdig aan de tussenribspieren steken,zodat er geen long aangeprikt kan worden.
- Rugzijde inter- of subscapulaire regio.
- Bovenarm aan zij-, voor- of achterkant.
- De thoraxregio blijft bij terminale patiënten het langst goed doorbloed.
Zorg verder dat de canule en het verloop van de slang de patiënt zo min mogelijk hindert bij beweging en verzorging. Contra-indicaties zijn oedeem, huidlaesies of bestraald gebied, verminderde doorbloeding, verlamde ledematen en lastige plaatsen voor het verwisselen van kleding.
Verdere aandachtspunten:
- Breng de infuusvloeistof voor toediening op kamertemperatuur, voor het comfort van de patiënt.
- Geef de hypodermoclyse bij voorkeur 's nachts, tenzij de patiënt dan onrustig is.
- Verwijder in principe de canule als de infusie is toegediend, tenzij de patiënt het dagelijks opnieuw prikken vervelend vindt.
- Wissel zo mogelijk dagelijks van locatie; eventueel kan de canule enkele dagen achter elkaar gebruikt op dezelfde plaats blijven zitten.
- Verminder de inloopsnelheid als lokaal oedeem ontstaat dat klachten veroorzaakt.
- Als het infuus niet loopt zit de canule niet goed in de subcutane ruimte of is de canule of het systeem ergens afgeknikt.
- Verwijder de canule als de punctieplaats erg pijnlijk wordt of rood/ontstoken raakt (een lichte niet-pijnlijke roodheid is geen probleem).
Naslagwerk en bronvermelding: