START criteria
- ‘Disease modifying antirheumatic drugs’ DMARD bij actieve, invaliderende reumatoïde artritis (gedurende > 4 weken).
- Bisfosfonaten en vitamine D en calcium bij onderhoudstherapie met glucocorticosteroïden > 3 maanden, als de dosis ≥ 7,5 mg prednison (of equivalent) per dag bedraagt.
- Vitamine D en calcium (tenzij voldoende inname) bij patiënten met osteoporose.
- Inhibitie botafbraak en/of stimulatie therapie (b.v. bisfosfonaten, denosumab, teriparatide) bij gedocumenteerde osteoporose (BMD T-score < -2,5) en op voorwaarde dat er geen contra-indicaties zijn.
- Vitamine D bij ouderen die aan huis gebonden zijn of vallen of die osteopenie hebben (-2,5 < BMD T-score > -1,0).
- Xanthine-oxidase remmer (bv. allopurinol) bij recidiverende episoden met jicht (aanvalsfrequentie van > 3/jaar of bij jichttophi.
- Foliumzuur bij patiënten die behandeld worden met methotrexaat.
STOPP criteria
STOPP H1 NSAID’s bij matige tot ernstige hypertensie of bij hartfalen (kan verergering van hypertensie en hartfalen geven).
STOPP H2 Langdurig gebruik van NSAID’s ( > 3 maanden) voor pijnverlichting bij artrose zonder dat paracetamol in adequate Dosering geprobeerd is (eenvoudige pijnstiller is veiliger en meestal even effectief in pijnbestrijding).
STOPP H3 Langdurig gebruik van corticosteroïden (> 3 maanden) als monotherapie voor reumatoïde artritis (verhoogd risico op systemische bijwerkingen van corticosteroïden).
STOPP H4 Gebruik van corticosteroïden -anders dan periodieke intra- articulaire injecties voor mono-articulaire pijn- bij artrose (risico op systemische bijwerkingen van glucocorticosteroïden).
STOPP H5 langdurig NSAID’s of colchicine bij chronische behandeling van jicht zonder contra-indicatie voor xanthine- oxidase remmer bijvoorbeeld allopurinol (xanthineoxidaseremmers zijn profylactische geneesmiddelen van eerste keus bij jicht).
STOPP H6 COX - 2-selectieve NSAID’s en diclofenac bij hart- en vaatziekten (verhoogd risico op hartinfarct en beroerte).
STOPP H7 orale bisfosfonaten bij patiënten met in voorgeschiedenis of actuele bovenste gastro-intestinale aandoeningen (dysfagie, oesophagitis, gastritis, duodenitis, maagulcus of bovenste gastro-intestinale bloeding) of bij bedlegerige patiënten (verhoogd risico op recidief of verergering van aandoening).
STOPP K1 benzodiazepinen bij voorgeschiedenis van val of valneiging (verhoogd risico op sedatie, bewustzijnsvermindering en verslechtering balans).
STOPP K2 antipsychotica bij voorgeschiedenis van val of valneiging (kunnen parkinsonisme, duizeligheid en orthostatische hypotensie geven).
STOPP K3 vasodilatatoren zoals alfa -1-receptor blokkers, calciumantagonisten, langwerkende nitraten, ACE-remmers, angiotensine II-antagonisten, bij orthostatische hypotensie (verhoogd risico op syncope, vallen).
STOPP K4 aan benzodiazepine verwante geneesmiddelen, zopiclon en zolpidem,bij voorgeschiedenis van val of valneiging (kunnen langdurige sedatie overdag en ataxie veroorzaken).
Valrisico
Medicatie wat een verhoogd valrisico met zich mee brengt:
- Benzodiazepinen, antidepressiva, antipsychotica.
- Diuretica, alfablokkers (zoals tamsulosine) geven orthostatische hypotensie.
- Hyponatriëmie wordt ook geassocieerd met verhoogd valrisico.
START - STOPP criteria tr. locomotoricus